De dag begon met zon. Ik maakte een reisje met de trein en zag mensen die ik normaal niet zie: alleen maar vrouwen. En weilanden vol mist en koeien, en vol verantwoordelijkheid, als je in de verte gaat staren. Ik moet op tijd zijn, maar ik was op tijd, ik ben op tijd, dus er is niets aan de hand. Ik kan sms'en, ik kan een paar zinnen schrijven. Ik kan alles in zijn perspectief plaatsen.
Er is nog steeds zon, de hele dag is zon, en daar komt de hoofdpersoon aangelopen. 'Die kant op.' Hij is niet eens zenuwachtig, lieve man.
Ouders, zusje. Goed kijken, frans.
Kijk, daar gebeurt het. Het lukt hen elkaars rechterhand vast te houden. Dat gaat zo soepel. Ze zetten hun handtekening, haar getuige de hare, ik de mijne. Het is een heilig moment, en dan begint het meisje te huilen. Het mag van iedereen.
Later lopen we met z'n tweeën terug naar het station, door het stille park. 'Drink sangria in the park,' zeg ik. 'Welk nummer is dat ook weer?' vraagt hij.