18 Januari 2008

Lieber Franz!

Vanuit je hoofd kun je enterhaken uitwerpen naar plekken die je kent, of naar plekken die je hebt gekend. De getuigen zijn dood. Plaatsen waarvan je een beeld hebt gekregen, maar die je nog niet kent, blijken achteraf ook helemaal niet te bestaan. Even kom je iemand tegen die zegt ja, het klopt. Maar als zo iemand zelf niet klopt, wat dan.
Het zit mooi in elkaar, in dit leven. Aan het eind ben je zo zat van al dat gemekker over de nieuwe oorlog, de nieuwe president en Yolanthe Cabau van Kasbergen, dat je alleen nog maar zuiver wilt. (zie afb. links; voordat je gaat zoeken: dit is Victoria Koblenko.) Binnenkort komt er bij Augustus een boek uit van Armando onder de titel: Nee.

* Billie Holiday op een podium van donkerbruin hout, in een rokerig zaaltje.

* Een opgewekte krantenverkoper in de Bülowstraße, Berlijn, 1931. Hij verheugt zich op het kopje koffie dat hij, tevreden over het grote aantal verkochte exemplaren, zo zal gaan drinken. Je eigen vader blijkt daar ineens rond te lopen.

* Het Koninkrijk der Hemelen: 'We bekijken de kraampjes die over het terrein verspreid staan. Op traditionele wijze wordt hier kruidenazijn gemaakt. De flessen staan op de houten planken van de kraampjes. Ik ruik het hout, ik ruik het gras waarover wij lopen, ik ruik de zuivere benzinegeur die van mijn afgekoelde motor walmt. Blote meisjes en vrouwen zijn bezig flessen te vullen met takjes tijm en andere kruiden. Zij lopen rond alsof zij kleren droegen: ze bukken zich en strekken zich en huppelen rond met de takjes in hun hand. We mogen salade proeven die is aangemaakt met de verse kruidenazijn. En ook de blote vrouwen en meisjes ruiken heerlijk: ik druk kussen op hun voorhoofd, ik schik hun haren.'
Hé, ga je mee naar het Koninkrijk der Hemelen?

* Een reusachtige zwarte kraai die komt aanvliegen boven het beboste dal en op een paar meter van mij vandaan landt. Ik neem afscheid van de geliefden, hijs mij op de rug van de kraai (poten groot als boomtakken), en we vliegen weg. We cirkelen boven het beboste dal, de kraai zwenkt en ik suis naar beneden in een val die eeuwig lijkt te duren en telkens opnieuw eindigt, bij elke nieuwe droom.

* Mimi, op een caféstoel. Haar gezicht is er nog: het is mijn gezicht. Ze maakt de lekkerste mayonaise ter wereld. Ze is de enige wier autoriteit ik aanvaard. Naja, we zijn samen, want in mijn wereld is inmiddels niemand meer dood. Het aantal getuigen neemt af. Zo direct ben ik alleen met de doden en dan pas wordt het tijd om te gaan schrijven. Je bent pas bij me als je dood bent. — Ze was een gezette vrouw met vriendelijke ogen en stevige handen, die meestal een wit schort droeg. Ze was onaantastbaar, omdat ze van buiten kwam. Op zondag speelde ze weleens op de mandoline, en zong daar hartverscheurend bij. Legendarischer dan elk nummer uit de Wurlitzer, die in de snackbar stond.
Lieber Franz! stond er boven de kaarten die ik van haar kreeg als ik in het ziekenhuis lag. Mimi, heette ze. Wilhelmine Elisabeth Therese Nierbeck genannt Ellingmann, geboren 30 juni 1903, de moeder van mijn vader, over wie dit hele stukje gaat.