13 Maart 2009

Een grijze man die het spek ziet lijden

Het is kwart voor negen 's ochtends. Tegenover ons in de trein zit een man met pretogen, vermoedelijk even onder de zestig. Hij heeft grijzig kroeshaar en draagt een baseballpetje. Hij leest een boek van Dan Brown. Deze man, stellen wij naar later blijkt beiden vast, kijkt af en toe een kort moment op en kan dan een glimlach nauwelijks onderdrukken.
Wij kussen en strelen elkaar, zoals we dat al maanden gewend zijn, met een energie die past bij een verhouding die net een week begonnen is. Wie zich hieraan ergert, gaat maar in een andere coupé zitten — het is niet anders, want we kunnen niet anders.
Aan het eind van de treinreis, die tweeëntwintig minuten duurde, sluit de man zijn boek, stopt het in zijn tas en buigt zich onverwachts over mij heen. 'Ik zit de hele reis al van jullie te genieten. Ik heb een vriendin die zevenendertig jaar jonger is dan ik,' fluistert hij.
Met een glimlach die alle gelukzaligheid, alle pijn, alle moeite, alle onzekerheid, alle vertwijfeling, alle wanhoop, alle overtuiging, alle vastberadenheid, alle verliefdheid, alle liefde, alle zekerheid verraadt van de man die weet waarover hij spreekt, neemt hij afscheid.