28 Januari 2010

Ludwig Wittgenstein

De laatste tijd mag ik weer nadenken over Wittgenstein. Dankzij mijn vrouw, die niet alleen aan Rechten, maar ook aan Filosofie doet. Het was altijd prettig thuiskomen in de denkwereld van Wittgenstein, en dat is het nu opnieuw. Ze wil rechter worden. Wat zich in mijn dromen nooit voltrokken heeft, doet zich wel voor in mijn echte leven. Alles draait om hersenonderzoek.

Er is voor mij eindelijk ruimte in tijd en geld om mijn eigen boek af te maken, Polaroid van een pasgeboren baby. In oktober 1979 liep ik met Ernyo Kovacsek door Parijs. We hadden geen geld voor taxi's, we sliepen in een tent op een camping aan de Seine, Bois de Boulogne. Toen heb ik het boek bedacht. Er is daarna iets bijgekomen, maar niet zoveel. Mijn vulpen ligt klaar, en als er iets tussenkomt is het ook goed.

Er is wel iets tussengekomen, ja.

Er mag geen mus van het dak vallen etc., romanschrijven is wetenschap bedrijven zonder bewijs — zo ben ik opgevoed. Ik maak er het mooiste boek van dat je onder ogen zult krijgen.

Ik heb één leven. Ik mis George enorm. Maar dat is inmiddels ook opgelost.

Nu moet ik me misschien gaan bezighouden met Paul Sebes, met de kliek. Ik wil het niet. In Duitsland zijn leukere uitgevers, in New York ook. Voor Nederlandse auteurs is het zaak een goede vertaler te vinden — niet een goede uitgever.