12 November 2003

De lichtmast

Er is de laatste tijd een Chodorkowski in het nieuws, Michaïl Chodorkowski. 't Is die joodse oliemagnaat die door president Poetin is ontvoerd en gevangengezet. Tot die affaire had ik nooit van hem gehoord, moet ik bekennen. De Quote-500 bemoeit zich niet met Russen, en was dat wel het geval geweest, dan zou Jort Kelder door de Moskouse maffia aan zijn hondenharen een steeg zijn ingesleurd, in stukken gesneden en aan de zwerfkatten gevoerd; Georgina Verbaan zou als hoer zijn geëindigd in een bordeel in Magnitogorsk, het gezichtje nog pipser dan het nu al is. De voluptuosité van de gemiddelde Russische dame in aanmerking genomen, zou ze geen klant trekken.
Het Nederlandse klimaat is welbeschouwd zeer mild.

Maar over Chodorkowski wil ik het niet hebben. Mijn Chodorkowski heet Chodorowski. Een k-tje eraf. Myro Chodorowski. Een rijzige Oekraïener met een enorme buik en diepliggende, tussen de wallen nog juist zichtbare oogjes die een immerdurend verlangen naar elders uitstraalden.
Later werd duidelijk waarom. Er was het een en ander gebeurd, vroeger. Toen de Duitsers in 1941 de Sovjet-Unie aanvielen, steeg er in straten van Kiev en Odessa een luid gejuich op. De Oekraïeners waanden zich verlost van hun Russische bezetters. Maar de nazi's werden in de pan gehakt en de Oekraïeners die al te enthousiast hadden gejuicht, kozen het hazenpad. Ze trokken met de verslagen SS-ers ('Doe mij even een nekschot') mee naar het westen en vestigden zich onder meer in België.
Zo ook Myro Chodorowski. Na talrijke omzwervingen kocht hij in de Belgische Ardennen (Ster-Francorchamps) een flink stuk land, waarop een vervallen boerderij stond. Samen met zijn meegevluchte lotgenoten knapte hij die op en doopte zijn enclave 'Frankopole', naar de nationalistische Oekraïense dichter Ivan Franko. Hij trouwde met een Vlaamse; zijn medevluchters bouwden op het heuvelachtige terrein vakantiehuisjes, waarin ze zich permanent vestigden.

Ik bezocht Frankopole voor het eerst in 1980, tijdens een kampeerreisje met school. Dat bezoek smaakte naar meer, en dat kwam niet alleen door het bier (Cristal Alken) dat er in de herberg werd geschonken. 't Was vooral Chodorowski zelf, die nooit een woord te veel zei en in wiens knuist een glas bier niet groter leek dan een vingerhoed. Hij leegde het in twee teugen.
Later trok ik geregeld op eigen gelegenheid naar Frankopole en er ontwikkelde zich een zekere vriendschap tussen ons. Toen ik er een keer of tien was geweest, achtte Chodorowski de tijd rijp me in vertrouwen te nemen. 'Ich geh' nach Luxemburg,' bromde hij. 'Gaat u mee?' (Hij sprak Vlaams, Duits, Oekraïens en Frans door elkaar.) Ik vroeg hem waarom ik mee moest, maar die vraag negeerde hij. Of de vriend met wie ik kampeerde, ook meeging. Goed. In zijn roestige, donkerblauwe Opel Commodore reden we naar de Belgisch-Luxemburgse grens, waar de wagen werd volgeladen met de duurste spiritualiën. Op de terugweg verklaarde hij dat je per persoon een bepaald aantal liters mag importeren, en 'mit drei hab' ich meer dan alleen'. In Malmédy dronken we een glas op de goede afloop, waarbij hij met tevreden blik bromde dat hij vijfmaal zoveel had meegenomen als was toegestaan.
Zijn dankbaarheid drukte hij uit in bier. 's Avonds nodigde hij ons uit in de auberge, waar een twintigtal Oekraïeners zich aan lange tafels had verzameld en onder begeleiding van deuntjes uit de jukebox weemoedige liederen zong. Myro stond achter de tap en schonk ons ongevraagd de ene pils na de andere. Een grijsaard met twee zwarte tanden, die veel weghad van Louis-Ferdinand Céline, kon zich tussen twee liederen door niet meer inhouden en hief aan: 'Abknallen! Abführen! Hop! Hop! Vorwärts! Auschwitz!' Zijn hond, Boiko, begon er vrolijk bij te blaffen. Die was het blijkbaar gewend. Myro's Vlaamse vrouw zag mijn verbaasde gezicht. 'De Oekraïeners waren niet dol op de joden, hè.'
De volgende dag ? het was stralend weer, herinner ik me ? waggelde ik met een majeure kater van het kampeerterrein, dat zich uitstrekte onder de herberg, naar boven, waar zich op de binnenplaats de douchecabines bevonden. Van verre al hoorde ik een hemels engelengezang, en even later ontwaarde ik zo'n vijftig kinderen die, gehuld in blauw-witte uniformpjes, volksdansen uitvoerden onder een geel-blauwe Oekraïense vlag die wapperde in de zomerbries. Myro kwam op mij af. 'Die kinder komen van heel Europa. En volgend jaar bouwen we een kirch,' zei hij kortaf. 'Van hout. Wij zijn katholiek.' Samen stonden we naar de dansende kinderen te kijken. 'In Oekraïne geht das nicht,' legde hij uit. We gingen de herberg in voor een Cristal Alken.
Later, toen de kernramp in Tsjernobyl zich had voltrokken, waren de bewoners van Frankopole diep verontwaardigd. De Russen hadden de bevolking van het Oekraïense stadje aan haar lot overgelaten, oordeelden ze. Niet lang daarna werd Oekraïne onafhankelijk. Gelukkiger zijn ze er niet van geworden, vrees ik.
Deze zomer besloot ik terug te gaan. Na een afwezigheid van een jaar of vijf was ik benieuwd hoe de vlag erbij hing. Mijn vrouw en ik waren drie jaar getrouwd en dit leek me als eerste halteplaats een geschikte bestemming. 'Je kunt er heerlijk wandelen,' legde ik uit. 'Er zijn bronnen in de buurt, en de mensen zijn heel vriendelijk.'

In verband met de files vertrekken we om een uur of zeven en tegen tienen zijn we in Francorchamps. 'Hier rechts,' zeg ik. Heuvel op, heuvel af, in totaal zes keer, een kilometer of vijf. 'Dit heb ik wel twintig keer gelopen, met volle bepakking,' zeg ik niet zonder trots.
De herberg doemt voor ons op. Er is niets veranderd, maar alles is donker. Het enige dat licht geeft, is een uithangbord waarop 'Kronenbourg' vermeld staat. Jammer.
Vanwege de invallende duisternis besluiten we meteen de tent op te zetten. Het grasveld blijkt bedauwd, de schemerhemel is helder. Langs het pad dat naar beneden leidt, heeft Myro op een meter of twintig van elkaar drie lichtmasten geplaatst. Die zijn nieuw, stel ik vast. Maar het licht van de middelste mast brandt niet.
'Er is iets,' zeg ik.
Als de tent is opgezet, lopen we, bezweet van onze inspanningen, naar boven. De poort die toegang biedt tot de binnenplaats en de ingang van de herberg, is dicht.
Ik klop aan. Na enige tijd hoor ik gestommel en voetgeschuifel. De poort gaat open en voor mij staat Myro's Vlaamse vrouw.
'Wa'is er?'
'We willen kamperen vannacht,' zeg ik.
Daarop haalt ze haar bril uit haar schort, zet hem op en kijkt mij met toegeknepen ogen aan.
'Ah, gij zijt het. Myro is overleden. Mijn man is overleden.'
'God.'
''t Was vorige week, hè. Morgen wordt hij begraven.'
'Gecondoleerd,' zeg ik.
'Hij is uit de lichtmast gevallen. Hij was daar een lamp aan het vervangen. Da was alles.'
Ze zwijgt even en zegt dan: 'Ik ga nu slapen.' Ze trekt de poort dicht.
De volgende dag vertrekken we naar onze volgende bestemming. Het kampeergeld rollen we in een stuk papier, dat we met een punaise op de poort prikken.

Zo 's nachts vraag ik me nog wel eens af met welk een doffe klap zijn zware Oekraïense lichaam de Ardense bosgrond moet hebben doen trillen.


Je pakt fors uit. En het klopt ook nog, min of meer.
Maar Jort is lief en Georgina lekker.
Het Nederlandse klimaat is mild. So what.
Wij houden van u, no matter what.
Rob - 13 November 2003

Een roestige opel commodore en Malmedy - mij heb je.
Waarom noemt Paul zich eigenlijk Rob?
walter (URL) - 13 November 2003

Jammer dat de grijsaard met de zwarte tanden er niet was om hem op te vangen.
Roel (URL) - 13 November 2003

Iedereen die wel eens in Malmédy is geweest, houdt extra van dit stukje.
Ruben (URL) - 15 November 2003